Zondagsschool in de jaren ’50
Geschreven door merel“Hoe ben jij nou ooit op een Waalse zondagsschool terecht gekomen?”, vroeg iemand me.
“Nou gewoon, door mijn broertje!” antwoordde ik. Dat zat zo: hij is anderhalf jaar jonger, maar driemaal zo intelligent als ik. We leefden dus in voortdurende concurrentie.
Hij was een jaar of 10 en erachter gekomen dat zijn geliefde juffie van de lagere school, les gaf op de zondagsschool van de Waalse kerk. Hij rustte dus niet, totdat hij van mijn ouders daarheen mocht; dan kon hij haar ook op zondag zien.
Als ouder zusje kan je dan natuurlijk niet achterblijven, dus ik wilde hetzelfde. Nou trof het dat, naar goed Nederlands gebruik, de Waalse kerk in Amsterdam gesplitst was in rekkelijken en preciezen. De liberalen in het Walenweeshuis, hoek Prinsengracht – Vijzelstraat, de orthodoxen in de Waalse kerk zelf op de O.Z. Achterburgwal. We konden dus ieder naar een andere zondagsschool van dezelfde kerk. Mijn broertje was rechtlijnig, maar kwam bij de liberalen, ik vrijzinnig en belandde bij de orthodoxen. Mijn ouders gniffelden.
Op de eerste keer zondagsschool ontmoette ik een aardig meisje van mijn leeftijd, dat ook nog eens in de buurt woonde. Sindsdien fietsten wij zondags samen om een uur of 9:00 door een doodstil Amsterdam van Zuid naar de binnenstad. Tijdens de Suezcrisis in 1956 werd het nog leuker, want de autoloze zondag was ingevoerd. We zwierden van rechts naar links over het Museumplein, dat toen nog een brede straat richting de Onderdoorgang had. We genoten! Dat was maar goed ook want die hele zondagsschool bleek een verschrikking.
Eerst moest je een nauw trapje op naar een zaaltje met een harmonium. Daar resideerde “le pasteur” die ons de teksten overhoorde, die we die week uit ons hoofd hadden moeten leren. “Heureux celui qui vient au nom du Seigneur”, bijvoorbeeld. Daarna moesten we iets zingen uit een Franse liederenbundel bij dat piepende harmonium. Waar het over ging begrepen we niet, want alle kinderen waren Nederlands en zaten nog op de Lagere School.
Vervolgens kwam het allerergste: we moesten mee met twee dametjes met hoedjes op. Ergens in een hoekje van de kerk zouden ze ons bijbelles geven. Tenminste, dat vermoed ik. Want wat er gebeurde, was dat we een half uur over de gevaren van “le Satan” onderhouden werden, de Duivel. Dat was een heel griezelig personage, dat onverhoeds kon toeslaan. Zelf rilden ze bij de gedachte aan die kwaaie vent, terwijl wij een ding zeker wisten: hij bestond helemaal niet…..
We waren pas 12 jaar, maar gelukkig konden mijn vriendin en ik onze ouders overtuigen dat dit geklets over de satan echt ondragelijk was. Ik mocht van de zondagsschool af! Ondertussen had ik ongemerkt wel een heleboel Frans geleerd en misschien zelfs hier en daar wat christelijks opgepikt….
– Julie Heyning