11 februari 2016

De preek van de week: mijn God zorgt voor je

Geschreven door

Je leest het regelmatig in overlijdensadvertenties: wij rouwen om het verlies van onze zorgzame vader of wij herinneren haar als onze lieve zorgzame moeder. Voor iemand zorgen, je om iemand anders bekommeren is iets moois, iets goeds. Je zou wensen dat iedereen de zorg ontvangt die hij of zij nodig heeft: als oudere, maar ook als dertiger, veertiger of vijftiger, en zeker ook als puber en kind. Het is schrijnend om soms te zien of te horen dat dat lang niet altijd het geval is. De invoering van de nieuwe Zorgwet in januari vorig jaar veroorzaakte veel onrust. Ouderen in onze samenleving vallen helaas te vaak tussen wal en schip. Ze worden bijvoorbeeld ‘te goed’ bevonden voor het ene type zorg en ‘te slecht’ voor het andere. Als gevolg daarvan raken mantelzorgers vaak overbelast. Het is ook triest te ervaren dat kinderen, zelfs in een welvarend land als Nederland, niet altijd de toegang hebben tot alle faciliteiten die voor hun ontwikkeling wenselijk zijn, bijvoorbeeld in een éénoudergezin waarin er onvoldoende geld is om zaken als sport- of muzieklessen te betalen.

De Duitse filosoof Heidegger heeft ons hele bestaan uit dit ‘zorgen’ afgeleid. We zijn ons hele leven bezig met ‘zorgen’ en ‘redderen’. Die ‘zorg’ laat ons nooit los. Steeds zijn we bezig om ons bestaan te verzekeren. Zodra de ene carrièrestap is gemaakt, zie je uit naar de volgende. Zodra je terug bent van vakantie, plan je de volgende. Je kunt in de greep raken van de zorg om je eigen gezondheid en allerlei preventieve onderzoeken laten doen. Maar dat veroorzaakt niet zelden meer onrust dan het bestrijdt: “een mens lijdt vaak het meest door het lijden dat hij vreest.” Ook de opvoeding van kinderen kan een ratrace worden wanneer ouders hun kinderen krampachtig voor alle gevaar willen behoeden of voortdurend opstuwen in schoolprestaties of maatschappelijk succes.

De mens heeft zorg nodig, tot zijn dood

Zo kun je je hele leven in de greep raken van je zorg om je loopbaan, je imago, je gezondheid, je banksaldo en je eigendommen en voor alles verzekeringen willen afsluiten. Dan loop je het risico als het ware eigendom van “de Zorg” te worden. Om dát te illustreren vertelt Heidegger een Romeinse fabel met “de Zorg” als personificatie. Het gaat als volgt: ooit stak de Zorg, Cura genaamd, een rivier over en zag zij dat het aardrijk uit klei bestond. Ze nam een stuk van de klei waaruit dat aardrijk bestond en begon het vorm te geven. Toen ze nadacht over waar ze eigenlijk mee bezig was, kwam Jupiter op haar af. De Zorg vroeg Jupiter om geest te geven aan het stuk klei. Maar toen de Zorg haar maaksel een naam wilde geven, verbood Jupiter dat. Hij eiste dat het zijn naam kreeg. En terwijl de Zorg en Jupiter over haar naam twistten, stond de Aarde op en eiste dat het maaksel naar hem zou worden genoemd; het was toch immers een stuk van zijn lichaam, uit klei gemaakt. De strijdende partijen vroegen Saturnus om recht te spreken. Hij kwam tot de volgende beslissing en zei tegen Jupiter dat hij, omdat hij de geest gegeven had, hij de geest bij de dood van het maaksel zou ontvangen.

En tegen de Aarde zei hij: omdat je het lichaam hebt geschonken, krijg je bij de dood het lichaam. Maar omdat de Zorg het als eerste vorm gaf, zal de Zorg het bezitten zolang als het leeft. En omdat er ruzie is over de naam, zal het ‘homo’, mens, worden genoemd omdat het uit humus (aarde) is gemaakt. Ik ontleen deze fabel van Heidegger aan het boek van Anselm Grün: ‘Over hebzucht en begeerte, ontsnappen aan het streven naar Meer’. Zorgen voor jezelf en zorgen voor een ander: dat is een schone zaak. Daar zijn we het vermoedelijk wel over eens. Je zou willen dat iedereen daaraan in voldoende mate aan toekomt en daarmee zowel zichzelf als een ander tot recht laat komen. Maar in de fabel gaat het om de mens die eigendom van de Zorg is geworden. Pas als hij of zij sterft heerst de Zorg niet meer over hem en is het werken en streven naar bezit en zekerheid voorbij.

Maar kijk naar de vogels en wees niet overbezorgd

“Daarom zeg ik jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten en drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. (…) Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren, het is jullie hemelse Vader die ze voedt.” (Mattheüs 6 vanaf vers 25). Jezus spreekt deze woorden in de context van de Bergrede, een kerngedeelte uit Jezus’ prediking, die door de evangelist Mattheüs in een aantal hoofdstukken is samengevoegd. Om Jezus’ uitspraken van extra gezag te voorzien, plaatst Mattheüs hem bovendien op een berg. Dat heeft het joodse publiek, waarvoor Mattheüs schrijft, ongetwijfeld direct aan die andere reus uit Israëls geschiedenis moeten doen denken: aan Mozes en de Tien Geboden/Woorden die hij op de berg Sinaï van God ontving. Evenals de Bergrede waren dat: wegwijzers ten leven. Als een nieuwe Mozes radicaliseert Jezus hier de oude wet, terwijl hij zich daar tegelijkertijd schatplichtig aan weet. Het is niet zijn bedoeling om de Tora en de Profeten af te schaffen, maar om die tot vervulling te brengen.

In die context klinken deze woorden van Jezus, die ons aan het denken willen zetten. Want, hoe zit dat nu? Wanneer bereikt ‘zorgen voor’ haar kantelpunt en slaat het om in onnodige bezorgdheid? Wanneer verworden het werk of je dagelijkse bezigheden tot voortdurende angst om je bezit of goede naam zeker te stellen? Wanneer slaat je terechte zorg voor een goede gezondheid om in die van een hypochonder die steeds nieuwe medische testen en check-ups wil ondergaan? Wanneer slaat aandachtige zorg voor kinderen en kleinkinderen om in een angstvallige controle met het oog op maatschappelijk succes? Wanneer slaat een gezonde interesse voor het wereldnieuws om in voortdurende bezorgdheid bij iedere nieuwe hype? En wanneer slaat bij politici de terechte zorg voor terrorisme om in gevaarlijke angstzaaierij? Van dat laatste zien we, denk ik, actuele voorbeelden, bij populistische leiders als Donald Trump en Geert Wilders. De ene wil alle moslims de toegang tot de VS ontzeggen, terwijl de ander alle mannelijke asielzoekers in de opvang wil opsluiten om Nederlandse vrouwen tegen hen te beschermen. Dat heeft niets te maken met het dragen van politieke verantwoordelijkheid, maar met gevaarlijke stemmingmakerij, die de rechtsstaat ondermijnt.

We weten vermoedelijk zelf het best welke vormen van bezorgdheid het meest op onszelf van toepassing zijn. Voor mij persoonlijk zie ik er al snel meerdere opdoemen, die mij, bij tijd en wijle, in de greep houden. “Bezorgdheid” – zegt de benedictijnse monnik Anselm Grün in zijn mooie boekje – “is een uiting van de begeerte om alles onder controle te houden en overal rekening mee te houden, zodat ik me zeker kan voelen.” Achter die begeerte schuilt angst en verlangen naar absolute zekerheid. Maar absolute zekerheid bestaat niet want het gevaar schuilt vaak in een klein hoekje.

Zoek het koninkrijk van God, dan komt de rest vanzelf

“Zoek liever het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid dan zullen die andere dingen je erbij gegeven worden”. Tegenover onze begrijpelijke hang naar zekerheid, opent Jezus een nieuw perspectief. ‘Kijk eens naar buiten’, zegt hij, naar de vogels rond je huis of de bloemen in het park. Dat klinkt ons in eerste instantie misschien wat flower- powerachtig in de oren, maar het beeld is duidelijk: vogels en bloemen zijn niet in de greep van angsten en zorgen, zij zijn zichzelf genoeg. Ze bekommeren zich niet om bezit of aanzien, maar het gaat hen tóch goed. God zorgt immers voor hen. ‘Kijk naar buiten’ zegt Jezus, maar die blik naar buiten is tegelijkertijd een blik naar binnen, een blik in de ruimte van je eigen ziel. Want, hoe smeed je je onnodige zorgen en angsten – in je eigen leven, maar ook in die instabiele wereld van vandaag de dag – om in liefde en vertrouwen? Dusdanig dat je je waarneming en omgang met anderen niet door zorg en angst laat vertroebelen?

De dag van vandaag – de eerste zondag van de veertigdagentijd én Valentijnsdag – bepaalt ons bij beide aspecten: de noodzaak van inkeer én van liefdevolle overgave en vertrouwen. Dat laatste – die Valentijnsdag – rek ik hier bewust een beetje op: waarbij het niet alleen om romantische liefde gaat, maar ook breder om naastenliefde, om liefde voor en vertrouwen in God en de ander. Wat dat betreft hebben we goede papieren: Valentinus was een heilige uit de derde eeuw en behalve in de reclame, mag zijn naam dan toch ook in de kerk klinken …

‘Zoek het koninkrijk van God’, zoek liefde en vertrouwen in de verborgen kamer van je eigen hart. Dat is wat de psalmist doet wanneer hij zegt: “Wees mijn redding, mijn grond, mijn rots en mijn thuis (…) en leid mij verder, de valkuil voorbij” om tenslotte vertrouwensvol te eindigen met “In uw handen beveel ik mijn leven, Gij, Enige, die mij bevrijdt, Gij, God die mij bijblijft”.

Amen

Gerelateerd