13 maart 2016

De stille week

Geschreven door Peter Kluit

De stille week
De week vóór Pasen wordt ‘de goede week’ of ‘de stille week’ genoemd. Daarin zitten een aantal dagen met een eigen naam. Palmzondag, witte donderdag, goede vrijdag, stille zaterdag en paaszondag. Waar die namen vandaan komen vertel ik hier niet. Wel de verhalen die bij deze dagen horen.

Witte Donderdag, 24 maart, 19.30 uur Remonstrantse Kerk, Maaltijdviering

Goede Vrijdag, 25 maart, 19.30 uur
Lutherse Kerk, Avondgebed

Stille Zaterdag, 26 maart, 22.00 uur
Grote of Sint Bavo-kerk, Paaswake

De diensten in de Remonstrantse Kerk kunnen gevonden worden https://haarlem.remonstranten.nl/agenda/pasen/ en https://haarlem.remonstranten.nl/data-kerkdiensten/ .

Achtergrond van de verhalen
De verhalen komen uit de 4 evangeliën. Deze staan in het nieuwe testament. Aangenomen wordt dat Marcus het oudste is, rond 70 na Chr geschreven, daarna Matteus en Lucas, rond 80/90 na chr en de jongste is Johannes rond 130 na chr. Matteus en Lucas hebben Marcus erbij gehad en daarnaast ook een andere verloren gegane bron en daar weer naast ieder een eigen bron. Johannes is geschreven binnen een eigen op zichzelf staande traditie waarin veel gedachtengoed van het neoplatonisme gewoon was. Alle verhalen zijn dus in oorsprong mondeling doorgegeven verhalen, in ieder geval 40 jaar of meer mondeling doorgegeven. Daarnaast is het goed steeds te bedenken dat Jezus en ook de vroege navolgers Joden waren die de gebeurtenissen plaatsten binnen de algemeen bekende joodse, voor christenen oud-testamentische, verhalen en teksten. Vaak lijkt het erop dat een gebeurtenis naar een tekst toegeschreven is om de bedoeling van de schrijver nog duidelijker te laten uitkomen. De bedoeling van de schrijvers van het nieuwe testament was om Jezus neer te zetten als de beloofde messias en als een van God vervuld mens. Hieronder zal ik de verhalen die bij de belangrijkste dagen in de stille week horen kort toelichten.

Palmzondag
Het begint op palmzondag met het verhaal dat de mensen palmtakken van de bomen rukken en hun mantels op de grond uitspreiden als om een loper te uit te leggen, wanneer Jezus Jeruzalem binnenrijdt. De mensen zijn buiten zinnen, want velen zagen in Jezus de messias. De messiasverwachting leefde sinds ongeveer 600 voor Christus. Een messias is een door God gezalfde koning en met hem breekt het rijk van vrede en gerechtigheid aan. De profeet Zacharias spreekt over de messias die op een ezel de stad Jeruzalem binnenrijdt, en de mensen zien dat beeld van Zacharias terug in Jezus die op deze zondag voor Pesach Jeruzalem binnenrijdt. Vandaar hun uitbundigheid.

Witte donderdag
Maar de stemming slaat om. Op de donderdag vóor Pesach houdt Jezus een maaltijd met zijn leerlingen. De maaltijd begint al met een vreemde gebeurtenis. In het ene evangelie wordt verteld dat er vlak voor ze aan tafel gaan een onbekende vrouw binnenkomt en dat zij kostbare olie uitgiet over Jezus’ hoofd. Het is een gebaar waarmee in de koningentijd koningen gezalfd werden en zalving betkende dat ze aangesteld waren met Gods zegen. Maar olie vermengd met mirre werd ook gebruikt om lijken te balsemen. Het gebaar van de vrouw heeft dus een dubbele lading. In een ander evangelie wordt verteld dat jezus tijdens de maaltijd opstaat en de voeten van zijn leerlingen gaat was in een kom met water. Nu was voeten wassen vóór de maaltijd niet vreemd in een warm, stoffig land. Maar het was wel ongewoon dat de leraar dat bij zijn leerlingen deed, ongemakkelijk ook. Jezus wil hiermee zeggen dat hij niet gekomen is om te heersen maar om te dienen en spoort de leerlingen aan op dezelfde manier in het leven te staan.

Als de maaltijd gevorderd is praat Jezus over zijn naderende dood en hij zegt tegen Judas, een leerling, dat hij nu maar meteen moet doen wat hem te doen staat waarop Judas vertrekt. Judas is degene die jezus zal verraden, hij heeft afgesproken met de schriftgeleerden om Jezus over te leveren en daar 30 geldstukken voor ontvangen. De andere leerlingen begrijpen niet precies wat er aan de hand is.

Na de maaltijd gaat Jezus met een paar leerlingen naar een tuin daar in de buurt. Dat doet hij vaker rond die tijd, om te bidden. Maar dit keer is hij angstig en vraagt de leerlingen met hem te waken. Maar ze vallen in slaap. Jezus vraagt in zijn gebed, zo wordt er verteld, om gespaard te mogen blijven, maar tenslotte besluit hij om toch de weg te blijven gaan die hij voor zich ziet en zich niet te verstoppen of te vluchten.

Als hij de leerlingen voor de tweede of derde keer wakker maakt komen de soldaten al aan om Jezus te arresteren. Dan is er het verhaal van de man die bij hem wilde blijven, hij was gekleed in een linnen doek, maar toen de soldaten ook hem vastgrepen werd hij bang en vluchtte, het kleed in hun handen achter latend. Een ander verhaal is dat van Petrus die met een zwaard een oor van één van de soldaten afhouwt. Maar Jezus zegt Petrus het zwaard weer in de schede te steken en geneest het oor. Petrus bezweert Jezus dat hij bij hem wil blijven en hem wil volgen, maar Jezus antwoordt dat Petrus hem zal verraden nog voordat de haan kraait.

In die nacht, de nacht van vrijdag op donderdag wordt Jezus naar de joodse gevangenis gebracht.

Goede vrijdag
De aanklacht
In de vroege morgen wordt Jezus volgens het ene evangelie eerst voorgeleid aan Annas, de schoonvader van de hogepriester Kajafas, volgens het andere evangelie gaat hij direct naar de hoge raad met als voorzitter Kajafas. Er worden verschillende beschuldigingen geuit, maar steekhoudend voor zowel de Joodse raad als het Romeinse gezag (Judea en Galilea vielen toen onder keizer Augustus) is de beschuldiging dat Jezus zichzelf als zoon van God en daarmee koning van de Joden zou hebben geprofileerd. Voor de Joodse raad hebben die woorden een religieuze betekenis. Immers de koning van de Joden is de messias, de langverwachte door God gezonden en gezegende koning met wie het koninkrijk van vrede en gerechtigheid een aanvang neemt. Zij vinden het godslasterlijk dat jezus zoiets van zichzelf zou zeggen. Zij storen zich ook aan andere uitingen die in hun ogen godslastering zijn. Voor het Romeinse gezag klinken de woorden ‘koning der Joden’ als een directe politieke bedreiging, immers er is maar 1 keizer en dat is Augustus. Dezelfde beschuldiging ‘koning der Joden’ heeft dus voor de verschillende gezagsdragers (de joodse raad en het romeinse gezag) verschillende doorslaggevende betekenis.

De doodstraf
Maar de joodse raad heeft niet de bevoegdheid om de doodstraf uit te spreken. Daarom wordt Jezus overgebracht naar Pilatus, de romeinse gezagvoerder ter plaatse. Volgens een ander evangelie laat Pilatus Jezus overplaatsen naar Herodes, omdat Herodes gezagvoerder is over Galilea, het gebied waar Jezus rondtrok. Maar Herodes, geïrriteerd omdat Jezus niks zegt, stuurt Jezus weer terug naar Pilatus. Pilatus kan als Romein niet navoelen waarom de Joden zo fel zijn over het optreden van Jezus, maar hij is huiverig om een oordeel uit te spreken. Hij wil zijn handen ervan af houden. Hier tussen door speelt nog het verhaal van de vrouw van Pilatus die haar man bericht stuurt om zich verre te houden van een veroordeling van Jezus, ze heeft een droom gehad waarin haar dat duidelijk werd.

Daarom neemt Pilatus zijn toevlucht tot een wetsvoorschrift en stelt voor om, zoals gebruikelijk op de dag vóór Pasen, een gevangene vrij te laten. Hij laat het volk kiezen tussen Jezus en Barabbas, een misdadiger. Maar het volk is door het dolle en schreeuwt ‘Lat Barabbas vrij en laat Jezus kruisigen’. Nu kan Pilatus er niet meer om heen. Om het volk te laten zien dat hij er niets mee te maken wil hebben, laat hij een kom water brengen en wast zijn handen in onschuld.

Marteling
Jezus wordt gemarteld en daarna trekken de soldaten hem een purperen mantel aan en zetten een kroon van doorntakken op zijn hoofd. Ze geven hem een riet in handen alsof het een scepter is en slaan hem daarmee later op het hoofd. Daarna wordt hij weggevoerd naar de plaats buiten de stad waar misdadigers gedood werden; Golgatha, schedelplaats. Onderweg naar Golgotha bezwijkt Jezus onder het zware kruis en soldaten dwingen een voorbijganger, Simon van Cyrene, om het kruis te dragen.

Kruisiging
Op de schedelplaats wordt Jezus ontkleed en gekruisigd met twee misdadigers. Om zijn kleren wordt gedobbeld, een beeld dat psalm 22 beschrijft. Omstanders maken hem belachelijk maar als één van de misdadigers de algemene hoon bevestigd en meedoet roept de ander hem tot de orde; ‘Deze man heeft niks gedaan, hij is onschuldig’. Op een afstandje staan Maria de moeder van Jezus en nog een paar vrouwen en ook, waarschijnlijk, Johannes, de leerlingen op wie Jezus het meest gesteld was. Hij zegt tegen zijn moeder; ‘vrouw, zie uw zoon’ en tegen Johannes ‘zie uw moeder’.

Sterven
Na een paar uur is het sterven nabij en Jezus citeert de eerste regel van psalm 22 in zijn spreektaal, et Aramees, eli eli lama asabtani, mijn God, mijn God waarom hebt gij mij verlaten. Er wordt aangenomen dat Jezus Aramees sprak maar de evangeliën zijn in het Grieks geschreven. Psalm 22 begint in wanhoop, ontreddering en verdriet maar eindigt in vertrouwen en met hoop op een nieuwe tijd. Er wordt aangenomen dat met het reciteren van de eerste regel niet zozeer die ene regel als wel de hele psalm wordt aangehaald. Dan zou de uiting van Jezus aan het kruis geen uiting van wanhoop en teleurstelling zijn maar van vertrouwen, precies het tegenovergestelde. De omstanders zijn opgeschrikt door de kreet van jezus en geven hem op een spons wijn met azijn of met gal vermengd te drinken. De gal is om het lijden te rekken. Maar Jezus geeft de geest en sterft. Het is 3 uur ‘s middags.

Na het sterven doen zich heftige verschijnselen voor: het voorhang van de tempel scheurt in twee, dat betekent dat het heilige, wat zich achter deze doek bevindt, niet langer heilig is, het is niet meer. Het wordt donker en de aarde beeft, de graven openen zich en de doden wandelen rond. Het zijn verschijnselen die van oudsher in verband gebracht worden met het aanbreken van het einde der tijden. Het zijn als het ware de bekentenissen van hemel en aarde. De bekentenis van de enkeling wordt verwoord door de romeinse bevelhebber die na het sterven onder het kruis staat en stamelt; ‘waarlijk dit was Gods zoon’.

Het loopt tegen de avond. Na zonsondergang zal de sabbat, de joodse rustdag, aanbreken en daarmee wordt het gebod om alle werk te laten liggen van kracht. Degenen die achterbleven moeten nu snel handelen om het lichaam te bergen. Pas na de sabbat zal het lichaam gebalsemd worden en begraven. Er wordt verteld dat een schriftgeleerde, Jozef van Arimatea, naar Pilatus toegaat om hem te vragen het lichaam vrij te geven. Hij koopt linnen doeken om de dode in te wikkelen en samen met de vrouwen legt hij Jezus in zijn eigen graf. Het graf wordt afgesloten met een zware steen. En op aandringen van allerlei joodse raadslieden wordt er bewaking bij het graf gezet, zodat niemand het lichaam kan weghalen en later kan zeggen dat Jezus uit de dood is opgestaan. En de duisternis valt in.

Sabine du Croo

fotosabine

Gerelateerd