8 mei 2018

Heilige geest, adem van God

Geschreven door Mariet Sonneveld

Pinksteren.
De leerlingen zitten bij elkaar in een boven­zaal in Jeruzalem (Handelingen 2). En ze vragen zich af hoe het nu verder moet. Het leven met Jezus is voorbij, ze moeten alleen verder, maar hoe? En dan volgt het verhaal over het uitdelen van de Heilige Geest.

Ze worden aangeraakt door de Heilige Geest die als een wind, als een storm, als een adem over hen wordt uitgestort. Het herinnert aan de eerste adem die de mens kreeg in Genesis 2: 7

Toen maakte God, de Onnoembare, de mens.
Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus.
Zo werd de mens een levend wezen.’

Alsof het in Handelingen opnieuw gebeurt. De schepping in Genesis herhaalt zich. De mens wordt opnieuw een levend wezen.

Het verhaal in Handelingen vertelt dat de leerlingen de Geest krijgen en in vreemde talen gaan spreken. Vreemden op straat verstaan hen.
Dit verhaal is een spiegelverhaal van dat over de toren van Babel in Genesis 11.
Daar bouwden de mensen een toren om zelf daarbovenop te gaan staan en God-gelijk te worden. Maar dat is niet gelukt, want God zaaide verwarring, zo staat er:

Dit is één volk en ze spreken allemaal een en dezelfde taal, dacht de Aanwezige,
en wat ze nu doen is nog maar het begin.
Alles wat ze verder nog van plan zijn, ligt nu binnen hun bereik.
Laten wij naar hen toe gaan en spraak­verwarring onder hen teweegbrengen, zodat ze elkaar niet meer verstaan.’

Nu, in Handelingen, worden de zaken om­gekeerd, de spraakverwarring wordt op­geheven, de Geest zaait geen verwarring maar juist een wederzijds verstaan. Alsof het oude voorbij is en het nieuwe begint. Babel wordt omgekeerd. Er worden geen torens naar de hemel gebouwd om God-gelijk te worden, maar bruggen naar elkaar om je naaste-gelijk te worden.

Zoals alle hoogtijdagen gaat ook het Pinkster­feest over een religieuze ervaring die mensen niet alleen toen en daar hadden maar die wij nu en hier ook af en toe hebben, namelijk over de Geest krijgen.
En dat is een ervaring die twee richtingen kent, één naar binnen en één naar buiten.

De Geest richt onze aandacht naar binnen,
in onszelf. Daar worden we de werkzaamheid gewaar: de Geest heelt, verheldert, wijst nieuwe wegen, geeft rust. De Geest richt onze aandacht naar binnen, naar de ruimte waar wij in essentie God-gelijk zijn.
Maar dat niet alleen, dat nooit alleen.

De Geest richt onze aandacht ook naar buiten, naar de ander. In de richting naar buiten worden we ook de werkzaamheid van de Geest gewaar. Het betekent: de hand aan de ploeg slaan en niet omkijken (Lc 9:62), in beweging komen en opstaan zoals bij de genezing bij het bad van Betesda (Jh 5:5-9), meisje sta op (Mc 5:41), genezing van een verlamde (Hand 3:1-10), de voeten zetten op de weg van vrede (Lc 1:79) etc., etc.

De Geest richt onze aandacht naar buiten, naar de ander die in essentie God-gelijk is.

De twee bewegingen die van de Geest uitgaan, die naar binnen en die naar buiten, komen in onderstaand lied uit het nieuwe liedboek mooi samen:

Heer, raak mij aan met uw adem,
reik mij uw stralend licht,
wijs mij nieuwe wegen,
geef op uw waarheid zicht.

Raak met uw adem mijn onrust
tot ik de rust hervind.
Al mijn wonden heelt Gij:
Gij ziet in mij uw kind.

Wees ook de Geest die mij aanvuurt
en al mijn twijfels bant.
Als geroepen kom ik:
mijn tijd is in uw hand.

Kom en doorstraal mijn dagen,
Geest van God uitgegaan,
die mijn ogen opent
voor wie nu naast mij staan.

Heer, raak ons aan met uw Adem,
geef ons een vergezicht!
Draag ons op uw vleugels,
zegen ons met uw licht!

NLB 695, van oorsprong een Fins kerklied. Tekst Pia Perkiö ,’Kosketa minua, Henki’. Vertaling S. de Vries

ds Sabine du Croo de Jongh

Gerelateerd