25 juli 2017

GeZicht op Jaap Stelling

Geschreven door Peter Kluit

GeZicht: Jaap Stelling (85 jaar) en de zon.

Zicht krijgen op Jaaps levensloop vraagt tijd en enige soepelheid van de interviewer. Dat komt niet alleen door het terugkijken op de 85 jaren. Nee, Jaap is een man die gewend is de leiding te nemen, voor mij als interviewer was dat hard werken en meebewegen. Het eerste gesprek vond bij hem thuis plaats in Heemstede waar hij met zijn tweede echtgenote Jette woont. Voor het tweede gesprek ontvangt Jaap me in de Grote Kerk, waar hij als gids, gastheer en voorganger zo zijn kilometers, maar ook zijn passie heeft liggen. Bij de ontmoeting sleept hij mij naar de koffiehoek om mij direct een kop koffie aan te bieden “voor ik het weer vergeet” vervolgens zegt hij…”wat heb ik toch vreselijk zitten uitweiden in dat eerste gesprek over mijn loopbaan bij Rijkswaterstaat. Dat lange relaas is nergens voor nodig. Kort dat maar in met: ik heb zowel in de waterbouw, als de wegenbouw, als bij onderzoeks- en adviesdiensten met veel plezier gewerkt. Ik ben onderaan begonnen en eindigde redelijk bovenaan in een management functie. Dat is voldoende hoor. Zoveel gezeur…”. Maar ook als ik Jaap voor een derde keer spreek in de Sint Bavokerk, gaat Jaap los, de interviewer meenemende in zijn kielzog!

Levensloop: een ruwe schets

Ik ben in 1932 in Haarlem geboren, als middelste van drie kinderen en de enige jongen. Maar ik ben in Terneuzen getogen. Mijn vader was civiel ingenieur en mijn moeder was biologe en heeft tot haar huwelijk in het onderwijs gezeten. De sfeer thuis was warm, we deden veel samen zoals met onze ouders de bossen in om bramen te zoeken, heerlijk. Mijn ouders waren bewust levende mensen, zo waren zij voor de oorlog lid van de Blauwe knoop. Dit was een beweging van mensen die tegen het drinken van alcohol waren. De drank veroorzaakte in die tijd veel sociale ellende. Ook waren zij na de eerste wereldoorlog lid van de Vredesbeweging en lid van het Gebroken geweertje.

Van zowel van de Blauwe knoop als het Gebroken geweertje hebben zij in de oorlog afstand genomen. Maar er kwam wat anders voor in de plaats. Mijn ouders “waren niks” voor de oorlog, maar zoals het oude spreekwoord zegt: ‘Nood leert bidden’. Zo werden mijn ouders in de oorlog remonstrant. Deze kerk was ook een schuilplaats voor geestelijk verzet, zo werd er in de oorlogstijd wel het zesde couplet van het Wilhelmus gezongen, als ware het een psalm:

Mijn schild ende betrouwen

zijt Gij, o God mijn Heer,

op U zo wil ik bouwen,

Verlaat mij nimmermeer.

Dat ik doch vroom* mag blijven,

uw dienaar t’aller stond,

de tirannie verdrijven

die mij mijn hart doorwondt.

 

Dat gaf kracht, alleen al met de eerste regel!

N.B. vroom is ook kracht of dapper 

De oorlogstijd en de periode van wederopbouw

Toen de oorlog uitbrak was ik een jongen van 8, een rare periode waarin het leven toch gewoon doorging en er ook indringende ervaringen waren voor mij als kind. Zoals de desolate aftocht van de Franse en Belgische soldaten in 1940, dat beeld van die troosteloze gezichten van die jongens doemen nog geregeld in mijn geest op. Wat zich herhaalde in 1945. Raar aan die tijd was ook de rolwisselingen die konden optreden… Zo had mijn vader een paar jaar voor de oorlog in goede harmonie werkoverleg met een Duitse ingenieur, in de oorlog kwam hij deze man als legeroverste tegen en stonden zij letterlijke tegen over elkaar. Mijn vader was als civiel ingenieur o.a. verantwoordelijk voor één van de voor de Duitsers belangrijke sluizen. Mijn vader zorgde voor een obstructie van deze sluis, waardoor de zeeschepen uit Gent niet door de Duitsers konden worden ingezet. Voor de controle van de bewegingswerking van de sluis moesten de Duitsers een trapje af, dat trapje maakte mijn vader ontoegankelijk door het dik met vet in te laten smeren. De Duitsers wilden hun keurige uniformen kennelijk niet bevuilen en zo haperde de doorvoer van de schepen. Deze tactiek deed zijn dienst totdat mijn vader op de Duitse zwarte lijst werd gezet en wij na een waarschuwing in 1942 met spoed naar Dordrecht werden overgeplaatst.

Ons huis fungeerde daar als distributiecentrum van een verzetsblaadje. Op een goed moment kwam een jongeman de blaadjes bij ons thuis ophalen. Bij vertrek vergat hij wat mee te nemen, waarop ik hem zijn naam luid roepende op straat naliep. Naïef en niet zo handig, daarop volgde een uitbrander van mijn vader, ik had beter moeten nadenken. Hij had gelijk.

In de naoorlogse periode was er van alles “op de bon” en moest je creatief zijn. Na mijn eindexamen wilde ik in 1949 op de fiets naar de Rivièra, van mijn neef kreeg ik een bon voor een luchtband en kon ik op weg gaan, terug ging ik met de trein. Wat een tijd!

Met mijn neef zeilde ik in een vooroorlogs BM’rtje dat onze ouders voor ons hadden gekocht. Dat bootje knapten wij samen op. Achter de naaimachine van mijn moeder repareerde ik de scheuren in het zeil met een oud linnenlaken.

Door het werk van mijn vader zijn we een paar keer verhuisd, in Groningen werd mijn vader aangesteld als directeur van Provinciale Waterstaat. Mijn ouders zijn daar altijd blijven wonen.

Studie, clubs, werk en gezinsleven: altijd in ontwikkeling

Na mijn HBS tijd ben ik op mijn 17e in mijn eentje naar Delft vertrokken om daar civiele techniek bij de TH te gaan studeren. In dat naoorlogse Delft was de wederopbouw volop gaande. Daar nam ik mijn intrek in een voormalige Duitse oorlogsbarak, het Duivelsgat. Deze barak hebben wij met alle studenten die daar zouden gaan wonen helpen opbouwen. Heel bijzonder hoe saamhorigheid dan als vanzelf vorm krijgt.

In de natuur bezig zijn en optrekken met anderen is altijd belangrijk voor mij geweest, zo was ik van mijn 15e tot mijn 23ste lid NJN, de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie. Dit was een fijne groep integere jongeren, waarin ik mij thuis voelde en al gauw in de kampleiding kwam. We gingen ervoor en voor elkaar, er was een hechte band.

In Delft werd ik lid van de VCSB (Vrijzinnig Christelijke Studenten Bond), dat was een club waarin ik mijn ziel kon leggen. Eenmaal per week lunchten wij met elkaar, dat gaf wat houvast. Heel bijzonder was het contact met de Remonstrantse studentenpredikant Floris van Leeuwen, een geweldige man. Via de VCSB ben ik zelf kinderkampen gaan leiden, en werd ik later voorzitter van de kampraad van de VCJC (Vrijzinnige Christelijke Jeugd Centrale). Weer later  was ik als voorzitter van de overkoepelende stichting eindverantwoordelijk voor zo`n 60 kampen per jaar met zo`n 2000 kinderen en 60 vrijwillige leid(st)ers. Op het bureau hadden wij drie mensen in vaste dienst. We organiseerden het hele jaar door: winterse skitochten, in de zomer zeiltochten en vooral gewone tentenkampen.

Na mijn studie ben ik als civiel ingenieur bij Rijkswaterstaat gaan werken, ben ik met Margreet getrouwd en kregen we drie dochters. Voor Margreet was geloof heel belangrijk. Zij was meer gericht op de mystiek en ik op het praktische. Margreet had een hartstochtelijk streven naar meer mystieke kennis en behoefte aan persoonlijke ervaring van bewustzijn voorbij de normale menselijke perceptie. Zo heeft zij zich een keer een maand lang in een klooster teruggetrokken en wilde in die periode geen contact met “buiten”, dus ook niet met ons.

Mijn ontwikkeling richtte zich meer op mijn loopbaan, waar altijd veel beweging in heeft gezeten. Ik heb zes functies gehad zowel in de waterbouw en wegenbouw, als landelijke adviesfuncties. Zo was ik betrokken bij de aanleg van nieuwe pieren in IJmuiden, de 1e Coentunnel en de viaducten van Amsterdam naar Zaandam, maar ook bij de totstandkoming van milieunormen en de handhaving daarvan, vaak met moeizaam overleg met grote vervuilers als Hoogovens, Shell en Akzo..

Mijn werk bracht ook wat verhuizingen met zich mee. Van 1959 tot en met 1963 mochten wij in Velsen Zuid in een derde gedeelte van de oude “directiekeet” van de Velsertunnel wonen. Wij leefden in het middelste gedeelte (ca 130 m2 ) met uitzicht op het Noordzeekanaal. Best bijzonder in die tijd van enorme woningnood.

Margreet zorgde voor onze drie kinderen, op haar 44ste kreeg zij de ziekte van Hodgkin. Aanvankelijk leek dat goed te behandelen, maar het kwam terug en er volgde een worsteling. Onze drie studerende dochters waren in het laatste jaar zeer intensief betrokken bij haar verzorging. Een moeilijk tijd , maar ook heel intens. Margreet is in 1989 overleden, zij was toen 54 jaar.

Na haar overlijden ben ik in 1993 met Jette getrouwd, mijn dochters waren toen al uitgevlogen. Met Jette heb ik de muziek gemeen, zij speelt harp en ik cello, dat ben ik na onze verhuizing naar Heemstede gaan spelen en dat doe dat nog steeds, al weer een hele tijd in het Noordhollands Promenade Orkest en in een paar trio`s. Verder roei ik wekelijks met Jette in “een acht “.

 

Wat betekent God voor u?

God is liefde en de rest is toelichting! Deze rabbinale uitspraak maak ik graag de mijne. Het uitwerken van die liefde is mensenwerk. God is het vertrouwen dat je er mag zijn, opnieuw mag beginnen opdat iedereen tot zijn of haar recht mag en kan komen. Ik ben ervan overtuigd dat de mens geschapen is om bewust te leven. Verder ben ik een echte Jezusfan… ik geloof in de praktische liefde en dat je boos mag zijn bij onrecht!

Waarin vertrouwt u?

De Grote of Sint-Bavo Kerk in Haarlem is net als alle oude christelijke kerken op het oosten gericht. Dat geeft vorm aan een mooie symboliek van de zon die iedere dag weer opnieuw opkomt. De zon is licht én God is licht. Dat wij iedere dag opnieuw mogen en kunnen beginnen geeft mij veel vertrouwen en hoop

Wat biedt de Remonstrantse gemeente Haarlem u?

Remonstrants zijn is een cultuur van zijn, met ruimte voor de aarzeling en verschil van mening. Verder is het een warme gemeenschap, veel van de mensen ken ik al jaren. De kerk bezoek ik voor de boodschap, het moment van stilte en die cultuur van samenzijn. In het samen stilstaan bij levensthema’s en maatschappelijke vraagstukken voel ik mij gesterkt, en samen ben je ook sterker. Zoals ook het samen voorbereiden van een dienst, het mogen voorlezen van een gedicht tijdens de dienst en het gewoonweg durven zeggen wat je vindt is voor mij een bevestiging van mijn geloof.

Wringt het bij de Remonstranten wel eens ergens, kunnen zaken beter?

De reclamecampagne vind ik aanmatigend, maar wel effectief. De sterk vergrijzende gemeenschap is een zorg. Hoe kan de kerk zich aanpassen aan de snel veranderende cultuur, met sterk verouderende leden die minder snel bewegen.

Welk advies of motto zou u aan de lezers willen meegeven?

Dan kom ik toch weer terug op het vertrouwen dat je iedere dag opnieuw mag beginnen .

Wie zou u willen uitnodigen voor een volgend interview?

Martijn! Martijn is jarenlang lid geweest van de Arminiaanse gemeente, ik zou van hem willen horen welke ervaringen hij daar heeft opgedaan die wij in onze kerk zouden kunnen gebruiken, en waarvan wij kunnen leren.

Manon van’t Hof

Gerelateerd