28 juni 2016

Het was een fantastische tijd , waarin veel gebeurde!

Geschreven door

Het historische boekje over onze gemeente eindigt ermee: met de naoorlogse periode tot 1987, waarin achtereenvolgens twaalf predikanten de gemeente dienden. Eén van de genoemden is Lideke in ‘t Veld. Zij maakt ook nu nog deel uit van onze gemeente, maar was daarin van 1994 tot 2001 als predikant werkzaam samen met Sabine du Croo de Jongh en Rinze Marten Witteveen. Zij is de vierde en laatste in deze interviewreeks met de oud-predikanten.

Lideke

Welke thema’s speelden er, in jouw tijd, zoal en welke lagen jou daarin in het bijzonder aan het hart?

“Toen ik als predikant in Haarlem begon, had de Wereldraad van Kerken het ‘’oecumenisch decennium kerken solidair met vrouwen” gestart. Dit liep van 1988 tot 1998 en werd met de conferentie in Harare (Zimbabwe) besloten. Ik was in die tijd medevoorzitter van de stuurgroep van de Nederlandse Raad van Kerken en nauw bij deze thematiek betrokken. Centrale vraag was te achterhalen wat de kerk voor vrouwen betekent en vice versa. Er werden vragenlijsten opgesteld om de functies van vrouwen in beeld te brengen. Wat deden vrouwen nog meer dan koffie schenken? Ik ben toen erg geschrokken van de uitkomst. De ruimte voor vrouwen was in die tijd nog behoorlijk beperkt”.

Gold dit ook voor de remonstranten?

In die tijd verscheen het boekje ‘Bij ons niet nodig, vrijzinnige stemmen over feministische theologie’ ”. Dat bracht deze thematiek voor remonstranten dichterbij. Zélf ben ik daardoor opmerkzaam geworden op seksistisch taalgebruik. Denk bijvoorbeeld aan het lied van Huub Oosterhuis uit het oude liedboek (lied 487, red.) met in het tweede couplet: “Hij doet met ons. Hij gaat ons in en uit”. Ik heb mensen in onze gemeente geprobeerd bewust te maken van dit soort vrouwonvriendelijk taalgebruik. Daarnaast heb ik gepoogd om mijn voorbeelden in preken en in de liturgie inclusiever te maken. Om niet te vaak uit te gaan van de situatie van getrouwde vrouwen met kinderen, maar ook van die van ongetrouwde zónder. Ik vind het wel jammer dat dit ‘taalbewustzijn’ niet echt in de jongere generatie heeft doorgezet.

Ook heb ik in onze gemeente eens een kring geleid voor vrouwen die alleen leefden. Dat was fantastisch. Voor God is de liefde tussen man en vrouw immers niet het enige. Onder dat complementaire man/vrouw- denken heb ik geleden. Alsof alleen leven of in een lesbische relatie geen volledig leven zou zijn! Die gedachte heb ik overwonnen en dat was een bevrijding. Binnen de oecumene heb ik daarvoor leren vechten, opboksen tegen de orthodoxe(re) bijbelinterpretaties op dit punt. Op de conferentie in Harare waren er bijvoorbeeld Grieks-orthodoxe afgevaardigden die de aanwezige lesbische vrouwen naar huis wilden sturen. Het werd als ‘zonde’ beschouwd. Daarom ben ik trots op de houding van de remonstranten in de kwestie van de levensverbintenissen. Nadat het in 1986 kerkordelijk mogelijk werd homoseksuele relaties in te zegenen, heb ik in een zondagse dienst twee Duitse rooms-katholieke vrouwen in het huwelijk geholpen. Men vond het ontroerend. Ook heb ik mij altijd erg goed gevoeld binnen de lesbische beweging in de kerk. Al met al heb ik een fantastische tijd gehad, waarin veel gebeurde!

We zijn nu jaren verder. Wat is er sindsdien zoal binnen onze Haarlemse gemeente veranderd?

Er is eigenlijk niet zoveel veranderd, wel ligt het accent tegenwoordig meer op thema’s die met het ouder-worden te maken hebben. Denk bijvoorbeeld aan de kring “Nog een kopje”, waar de omgang daarmee centraal staat. Verder is ‘Haarlem’ een warme gemeente, maar in mijn tijd moesten nieuwe initiatieven vooral vanuit de predikanten komen. Dat is nu anders, bijvoorbeeld met het Filosofisch Café, dat door gemeenteleden is opgezet. Ook is de aandacht, met muziekdiensten en andere bijzondere diensten meer naar buiten gericht. Dat juich ik toe”.

En de toekomst van de Remonstrantse Broederschap als geheel, hoe zie je die?

“Ik vind de toegenomen naamsbekendheid een goede zaak. Dat is een gevolg van de landelijke campagne. Mijn zorg is echter dat er geen duidelijke drempel meer is om binnen te komen. Iedereen is welkom, is de leus, maar dat zou niet zo moeten zijn. Het gaat om de koppeling aan het remonstrantse gedachtengoed. Als mensen vriend willen worden is het van belang intensief van gedachten te wisselen over de beginselverklaring en de geloofsbelijdenis 2006. Het moet niet te gemakkelijk worden, dan verlies je je eigenheid. Dat heb ik ook altijd in de oecumene ervaren: we zijn theologisch zwak. Ik merkte dat bijvoorbeeld bij de kernwapendiscussie in de jaren tachtig, waar orthodoxere kerken zich veel beter verdiepten in de bijbels-theologische aspecten van het bezit en gebruik van kernwapens. Al met al betekent dat dat we, wat mij betreft, nu vooral inhoudelijk aan de slag moeten”.

Antje van der Hoek

Gerelateerd