10 september 2016

Recensie ‘Moreel Erfgoed’

Geschreven door

 Op 26 oktober, aanvang 20.00u, zijn Bas de Gaay Fortman en zijn kleindochter Willemijn

te gast in de avond over ‘moreel erfgoed’. Zie hier een recensie van zijn boek:

‘Koers houden in een tijd van ontwrichting’.  

Van de Chinese muur tot de Amsterdamse grachten en de molens van Kinderdijk: het is cultureel erfgoed, opgenomen in de UNESCO-wereldlijst. Dat is algemeen bekend. Maar moreel erfgoed? Daarover gaat het boek van oud-politicus Bas de Gaay Fortman. Centraal daarin staat de politiek-maatschappelijke beschaving die in de loop der eeuwen in ons land is ontstaan. Nederland heeft een staatsbestel en rechtssysteem waarop met trots is gepast, maar vanzelfsprekend is dit alles niet. Dit morele erfgoed staat namelijk onder druk van twee valse verhalen: dat van het éigen volk en dat van de ware godsdienst. Sinds het begin van dit millenium werden deze verhalen met kracht de wereld ingeslingerd met wereldwijd ontwrichtende gevolgen. De vorm waarin de auteur een en ander heeft gegoten is inderdaad een vruchtbaar compromis van de uitgever te noemen. Het combineert de memoires van een werkzaam leven in academie en politiek met de prangende vraag naar overdracht en herijking van dit belangrijke erfgoed. Wie overigens de persoonlijke herinneringen en lessen naoorlogse parlementaire geschiedenis wil omzeilen, krijgt tips alvast naar een volgend hoofdstuk te gaan. Zo doet de schrijver er alles aan om het de lezer te vergemakkelijken.

‘Koers houden in een tijd van ontwrichting’ luidt de ondertitel en dat is niet te veel gezegd. Directe aanleiding voor het boek is immers gelegen in wat De Gaay Fortman schetst als een ‘verbijsterende terugval’ in de politieke moraal: de totstandkoming van het kabinet Rutte I in 2010 met ongrondwettelijke gedoogsteun van de ondemocratische PVV-eenmanspartij. Hoe kon dit gebeuren en waarom bleven brede publieke manifestaties en uitvoerige discussies in talkshows grotendeels uit? Zo kreeg structurele discriminatie van moslims een fiat vanuit het politieke establishment. Dat hiermee een fundamentele inbreuk werd gemaakt op de grondwet is door de betrokken partijen nog steeds niet erkend. Hoe heeft ’t zover kunnen komen? Dat is een uiterst complexe vraag, die niet simpel kan worden beantwoord. Toch levert de Gaay Fortman op dit punt relevante inzichten aan. Overdracht van het Nederlandse morele erfgoed voltrok zich van oudsher binnen de zuilen. De ontzuiling vanaf de jaren zestig zorgde weliswaar voor emancipatie van de burger, maar ook voor ontwrichting. Met het verbreken van binding met de eigen zuil, raakten kiezers steeds vaker zwevend en het electoraat minder voorspelbaar. Aangezien Nederland daarnaast geen nationale educatieve structuur heeft om de doorsnee burger enig benul te geven van de grondwet (à la de Amerikaanse Civics 101), is hier een lacune ontstaan die met schoolvakken als maatschappijleer of burgerschapskunde en vieringen van de grondwet onvoldoende is ondervangen. Daarom ook is inburgering een noodzaak, niet enkel voor nieuwe Nederlanders, maar voor iedere burger!

In het tweede deel van zijn boek geeft hij daartoe een handreiking. Moreel erfgoed ligt ten grondslag aan bepalende documenten uit onze geschiedenis, te beginnen met het verdrag van de Unie van Utrecht tot en met de huidige grondwet. Eerste artikel daarvan luidt dat ‘allen, die zich in Nederland bevinden, in gelijke gevallen gelijk worden behandeld’. Samen met internationale verdragen zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van Mens vormen zij een moreel ijkpunt waarop steeds moet worden teruggrepen.  Daarnaast put de Gaay Fortman voor de zogeheten burgerdeugden, naar eigen zeggen met steeds minder schaamte, uit de bijbelse erfenis. Al waakt hij er voor die waarden exclusief als ‘joods-christelijk’ te labelen, zoals populisten regelmatig doen om ze tegenover islamitische af te zetten. Hém gaat het om algemene deugden, beginselen, waarden en normen die nooit exclusief met één bepaalde geschiedenis, religie en volk kunnen worden verbonden. Zoals hij ook met instemming Ali B. citeert die eens werd gevraagd waarom hij de Koran was gaan lezen. ‘De islam is mijn erfenis’ had de rapper gezegd, daar ontkom ik niet aan, het is mijn religieus erfgoed. Allah is de méést barmhartige, de méést genadevolle. Die moeten wij volgen. Erbarmen, dat is de opdracht’.

De Gaay Fortman heeft hiermee een belangrijk boek geschreven. Een moreel anker, wat mij betreft, in de populistische zee waarin we her en der dreigen te verdrinken. Want het morele erfgoed staat ook elders onder druk en humanistische waarden moeten telkens opnieuw worden bevochten, zoals NRC-columnist Bas Heijne keer op keer in z’n columns benadrukt. Dat humanistische wereldbeeld moet met meer passie worden uitgedragen, nu het te veel is gebureaucratiseerd en heeft het z’n draagvlak verloren. In dat debat zouden ook kerken zich, wat mij betreft, explicieter van zich mogen laten horen. Hún erfgoed is immers soms ook inzet van polarisatie en verdient een behendig en tegelijkertijd krachtig weerwoord. In de lijn van bijvoorbeeld Tweede Kamerlid van der Staaij, die door de Gaay Fortman met instemming wordt geciteerd. Nadat de PVV-leider voor de zoveelste keer had beweerd dat dé islam achterlijk is en dé oorzaak van alle ellende in de wereld en dat dé remedie is de grenzen te sluiten en alle vluchtelingen tegen te houden, had van der Staaij Wilders’ denkframe succesvol weten om te draaien. Hij complimenteerde hem met zijn pleidooi voor ‘christelijke waarden’, maar vroeg hem ook daarvan een voorbeeld te geven. Voor het eerst na een lang debat raakte de PVV-voorman uit evenwicht. Na enig nadenken echter luidde zijn antwoord: ‘opkomen voor eigen volk’ en barstte de Kamer in lachen uit.

Gerelateerd